Fonologische spraakontwikkeling
De spraakontwikkeling begint, net als de taalontwikkeling, al voordat kinderen kunnen spreken. Brabbelen is een goede manier om alvast de spieren van de mond en keel te oefenen.
Kinderen die leren spreken maken nog fouten in de uitspraak, dat is gelukkig volkomen normaal en dat gaat vaak vanzelf weer over. Een kind van twee jaar oud kan bijvoorbeeld zeggen dat het gaat 'Titten oppe toel.' in plaats van 'Zitten op de stoel.'
Toch kan het voorkomen dat een kind te lang deze fouten blijft maken.Uw kind is bijvoorbeeld al drie jaar oud en kan de /K/ nog niet altijd uitspreken. We spreken dan van een vertraagde spraakontwikkeling.
Ook kan er sprake zijn van een verwisseling van klanken (letters) die niet alle kinderen maken, maar wel eens voorkomen. Dan spreken we van een verstoorde spraakontwikkeling.
Tijdens de behandelingen kijken we samen met u of er naast de spraakproblemen ook taalproblemen aanwezig zijn. De spraak- en taalontwikkeling gaan vaak hand-in-hand en als we ook de taalontwikkeling versterken wordt de spraak ook beter. Als blijkt dat er geen taalproblemen aanwezig zijn is er sprake van een spraakprobleem.
Fonetische spraakontwikkeling
Naast het verwisselen of weglaten van klanken kan er ook sprake zijn van een fonetische spraakstoornis. Dit betekend dat de spieren van de mond en/of keel nog niet goed weten wat ze moeten doen. Dan is er bijvoorbeeld sprake van slissen of nasaliteit.
Het komt ook voor dat fonologische- en fonetische spraakstoornissen samen aanwezig zijn.
Afwijkende mondgewoonten
Bij afwijkende mondgewoonten kunt u denken aan open mondgedrag, ademhalen door de mond (ook als je niet verkouden bent), nagelbijten, duimzuigen, afwijkende slik.
Dit alles heeft invloed op de stand van het gebit en de uitspraak. Het gebit kan scheef gaan staan of er misschien wel sprake van een open beet.
Wij leren dan de juiste mondgewoonten aan door de spieren van de mond en lippen te versterken en negatieve invloed op het begin te beperken.